Handleiding_BSM_Rovict_UVA
2.4 Meetinstrument Burgerschap Meten In het meetinstrument Burgerschap Meten zijn burgerschapscompetenties opgebouwd rond de vier sociale taken (democratisch handelen, maatschappelijk verantwoord handelen, omgaan met conflicten, en omgaan met verschillen). Voor iedere sociale taak is nagegaan wat de competentie is die leerlingen daarvoor nodig hebben. In Tabel 1 (Definitiematrix) is de invulling van de componenten van burgerschapscompetenties van leerlingen voor alle vier de sociale taken weergegeven. Burgerschapscompetenties worden gemeten met de vragenlijst die door leerlingen zelf wordt ingevuld. De afnametijd van deze vragenlijst is afhankelijk van de gekozen variant. De afname van de volledige vragenlijst duurt 45 tot 60 minuten. De afname zonder het onderdeel vaardigheden duurt 40 tot 55 minuten, net zoals de afname zonder schoolklimaat. De afname van de vragenlijst zonder zowel burgerschapsvaardigheid als schoolklimaat duurt 35 tot 50 minuten. De vragenlijst is opgebouwd rond de drie componenten (kennis, attituden en vaardigheden), waarbinnen naar elk van de vier sociale taken wordt gevraagd. Elke component kent een eigen type vraagstelling. De vragen, evenals de volgorde waarin de vragen worden gesteld, zijn voor alle leerlingen hetzelfde. In Tabel 2 (Meetinstrument Burgerschap Meten) is een overzicht gegeven van de componenten, vraagwijze, antwoordmogelijkheden en voorbeeldvragen. Achtergrondkenmerken De vragenlijst voor leerlingen bevat zeven vragen over de achtergrond van leerlingen. Hieronder wordt kort besproken welke demografische kenmerken worden gevraagd, met daarbij een korte theoretische toelichting 11 : 1. Leeftijd: er wordt een positieve samenhang gezien tussen burgerschapskennis en leeftijd. Leerlingen in het voortgezet onderwijs scoren hoger op kennis dan leerlingen in het primair onderwijs. 2. Cognitief prestatieniveau: er wordt gevraagd naar het huidige opleidingsniveau van de leerlingen. Een hoger cognitief niveau hangt sterk samen met burgerschapskennis. Daarnaast laat cognitief niveau ook kleine, positieve effecten zien voor attitude en vaardigheid. 3. Sekse: eerder onderzoek toont aan dat meisjes gemiddeld hoger scoren op alle componenten van burgerschapscompetenties en op bijna alle subschalen. 4. Migratieachtergrond en gesproken taal thuis : in het verleden werd gevonden dat leerlingen met een migratieachtergrond hoger scoorden op de componenten vaardigheden en attitude, en lager op de kenniscomponent. 5. Sociaaleconomisch milieu: het sociaaleconomisch milieu wordt gebaseerd op het onderwijsniveau van de ouders. Leerlingen uit hogere sociale milieus scoorden hoger op kennis dan leerlingen uit lagere sociale milieus. Naast de vragen op leerlingniveau, wordt er ook informatie gevraagd over de school zelf. Deze vragen gaan bijvoorbeeld over de urbanisatiegraad en denominatie van de school. Kennisvragen Leerlingen van het basisonderwijs beantwoorden 27 kennisvragen en leerlingen van het voortgezet beantwoorden 45 kennisvragen. Deze vragen gaan bijvoorbeeld over democratie, sociale leefregels en het omgaan met onderlinge verschillen. Bij de kennisvragen wordt de leerling gevraagd wat zij over een bepaald onderwerp weten en gaat het om de juiste keuze uit drie antwoordalternatieven. Per schaal wordt vervolgens een gemiddelde score berekend. Als leerlingen alle kennisvragen van een schaal fout hebben, behalen zij een score van 0%. Wanneer ze alles goed hebben, is de getoonde score in de overzichten 100%.
11 Ledoux, G., Geijsel, F., Reumerman, R., & Dam, G. T. (2011). Burgerschapscompetenties van jongeren in Nederland. Pedagogische Studiƫn , 88 (1), 3-22.
9
Made with FlippingBook Digital Proposal Maker